Afgelopen najaar kregen we bij onze supermarkt zaden bij de boodschappen. Voor veel dingen was het tegen die tijd al veel te laat, maar die heb ik natuurlijk bewaard voor komend seizoen. Maar er zaten ook veel zakjes tuinkerszaden bij, en die kunnen eigenlijk altijd wel in de vensterbank.

Tuinkers is voor mij echt zo’n vergeten groente: ik koop het nooit en eet het dus ook zelden, terwijl ik het eigenlijk wel lekker vind. Ik vergeet ook vaak om er zaadjes van te kopen, maar dat is nu opgelost. Toen ik de zaadjes zag herinnerde ik me dat we vroeger op school wel eens tuinkers hadden gekweekt en dat het ontzettend makkelijk was. En dat bleek inderdaad zo te zijn: het enige wat je nodig hebt is een kweekbakje (maar dat kan ook zo’n bakje van de Chinees of een uitgewassen boterkuipje zijn) en twee lagen keukenpapier.

En het is echt heel eenvoudig. Knip het keukenpapier op maat zodat het op de bodem van je bakje past. Maak beide lagen vochtig onder de kraan en leg het op de bodem van het bakje. Strooi de zaden over het papier, zorg dat ze ongeveer een halve milimeter uit elkaar liggen. Bespuit de zaadjes nog even met de plantenspuit en zet het bakje in de vensterbank. De zaadjes zullen al snel ontkiemen, en na ongeveer een week zijn de plantjes hoog genoeg om te eten. Om te oogsten snijd je het ongeveer een centimeter boven het keukenpapier af.

Tuinkers groeit het beste op kamertemperatuur, dus op deze manier kun je het hele jaar door tuinkers kweken. Buiten kan ook, maar meestal groeit het binnen beter. Eenmaal afgesneden groeien de kiemen niet weer aan. Als je alles hebt geoogst kun je natuurlijk wel een nieuwe lading zaaien.